In het boek 111 instrumenten voor kwaliteitsverbetering - Ingedeeld volgens de Six Sigma-verbetercyclus beschrijft Arend Oosterhoorn het instrument van het stroomdiagram:
Doel
Het stroomdiagram is een instrument voor het helder weergeven van het verloop van een proces.
Werking
Door via grafische symbolen de stroom van activiteiten in een proces weer te geven, wordt een helder beeld verkregen van het verloop van een proces. Daarbij wordt gebruik gemaakt van gestandaardiseerde symbolen.
- Terminal: symboliseert het begin en het einde van het proces.
- Proces: geeft de activiteiten in het proces weer. In dit symbool staat dus altijd een werkwoord.
- Beslissing: bevat dus altijd een vraag. Afhankelijk van het antwoord, dat meestal op de uitgaande lijnen wordt weergegeven, gaat het proces verder.
- Input/output: geeft aan wat het proces binnenkomt en wat het proces verlaat. In de meeste gevallen start een proces als er een document of een product binnenkomt, dus na het startsymbool volgt meestal een input/output-symbool.
- Parameter: lijst van te controleren parameters bij bijvoorbeeld controles in het proces.
- Document: aangegeven wordt welk document in een proces wordt gebruikt (bijv. een werkinstructie) of welk document het proces verlaat (bijv. een offerte). De richting van de pijlen geeft aan of het document wordt gebruikt (van het documentsymbool naar het processymbool) of dat het document in het proces wordt gegenereerd (van het processymbool naar het documentsymbool).
(1) Bepaal welk proces in kaart moet worden gebracht.
(2) Bepaal de grenzen van het proces; alles wat het proces in komt is invoer, alles wat het proces verlaat is uitvoer.
(3) Start het tekenen van het stroomdiagram met het terminalsymbool met daarin de tekst 'start'.
(4) Teken daar rechtsonder het input/output-symbool waarin wordt aangegeven wat het proces binnenkomt en als 'trigger' werkt om het proces te starten.
(5) Teken nu de eerste activiteit in het processymbool, verbind dit via een lijn met het startsymbool en teken de lijn vanaf het input/output-symbool naar deze lijn.
(6) Volg nu de activiteiten en beslissingen binnen het proces alsof je er een film van maakt. De activiteiten worden beschreven met het processymbool, en de omschrijving bevat dus altijd een werkwoord; de beslissingen worden beschreven met het beslissymbool en bevatten dus (vrijwel) altijd een vraag.
(7) Documenten die worden gebruikt bij een processtap, worden met het document-symbool aangegeven met een pijl in de richting van het processymbool; documenten die door de activiteit worden gegenereerd, worden weergegeven met een documentsymbool met een pijl, gericht van het processymbool af.
(8) Als een activiteit een controle betreft, kan in het parametersymbool worden aangegeven welke kenmerken er allemaal moeten worden gecontroleerd.
(9) Beƫindig alle stromen die het proces verlaten met een terminalsymbool met de tekst 'stop'. Dat kunnen er meerdere zijn omdat een proces verscheidene mogelijkheden kan hebben om te stoppen (waar dan ander processen doorgaan).